(Luister hier naar mijn blog)
Donderdag
Als ik wakker word, is de zuster er nog
niet. Vandaag verwacht ik Maaike. Zij is goed in steunkousen, maar ze kijkt
altijd chagrijnig. Met mijn rollator schuifel ik naar de bank in de woonkamer. Het
nieuws is weer een en al ellende. De nieuwslezeres vertelt dat het aantal inbraken
is toegenomen. Ze heeft het over babbeltrucs. Ik zou nooit de deur open doen
voor een vreemde.
Ik moet zijn ingedut, want ik schrik
wakker van de bel. Ik hoef niet naar de deur te lopen, want Maaike heeft een
sleutel.
‘Goedemorgen mevrouw Van Dam.’ Maaike
praat ontzettend hard.
‘Goedemorgen. Wat ben je laat.’
‘Ja, mijn auto wilde vandaag niet starten. Ik ben met de fiets.’ Ze
loopt de kamer in en pakt de afstandsbediening. ‘Vindt u het goed als ik de tv
wat zachter zet?’ Ze wacht niet op mijn antwoord.
Maaike wacht nooit op mijn antwoord. ‘We
doen deze broek maar hè en deze trui past er wel bij.’ Voordat ik kan reageren
is ze al met iets anders bezig. Ze weet precies waar alles ligt. Binnen twintig
minuten ben ik gewassen en aangekleed.
Vrijdag
Vanochtend is Els geweest. Ik ben gek op
haar. Ze heeft de badkamer een grote beurt gegeven en de ramen aan de voorkant
gewassen. Haar man zit bij de politie. Hij zegt dat de criminaliteit in jaren
niet zo erg is geweest. Het komt door alle narigheid in de wereld.
Zondag
Ik zou naar de kerkdienst in ons gebouw
gaan. De buurvrouw kwam me halen, maar ik was te veel van streek. Mijn broche
is weg. Ik leg hem altijd in het kistje op mijn slaapkamer, maar hij lag er vanochtend niet.
‘Kom op Miep, je kunt toch wel een keer
zonder broche naar de kerk? Ik help je straks met zoeken.’
‘Nee, je begrijpt het niet. Het was een
geschenk van mijn man. Hij is heel veel waard.’
Ik heb de hele dag gezocht. Nu ben ik
doodop en bibberig. Ik heb zitten huilen als een baby. De broche moet wel
gestolen zijn. Wie kan er zo gemeen zijn?
Maandag
Jenny komt vandaag. Ze heeft beloofd me
te helpen zoeken. Ze gelooft niet dat de broche is gestolen, maar ik weet zeker
dat ik hem in het kistje heb gelegd.
Woensdag
Ik heb de politie gebeld. Toen ik het
aan Jenny vertelde, was ze boos op me. Ze denkt dat ik vergeten ben waar ik de
broche heb neergelegd. Nou, ik ben wel oud, maar niet gek.
Vandaag helpt Karin met mijn steunkousen.
Ze zit eindeloos te sjorren. Ik vertel haar over de broche.
‘Heeft u ook gezocht op vreemde plekken,
zoals in de plantenbak?’
Hoe komt ze op het idee! ‘Nee, natuurlijk
niet. Iemand heeft hem meegenomen en er is maar één persoon die het gedaan kan
hebben.’
Karin kijkt me bezorgd aan. ‘Heeft u
vreemden binnengelaten?’
‘O nee, ik val niet voor babbeltrucs. Het
moet Maaike zijn. Als zij is geweest, liggen mijn spullen altijd op een andere
plek. Ze weet precies waar ik alles bewaar. En ze heeft geld nodig, want haar
auto is stuk.’
Karin schudt misprijzend haar hoofd. Ik
weet niet of het vanwege Maaike is of vanwege mij.
Donderdag
‘Jenny, ik weet wie mijn broche heeft gestolen.’
‘O mam, wie zou nu zoiets doen?’
‘Het is de zuster die op donderdag komt.
Ze mag me niet en ze heeft geldproblemen.’
‘Mam, u kunt niet zomaar iemand
beschuldigen zonder bewijs.’
‘Ik weet dat ze in mijn spullen neust en
ze heeft de sleutel. Ze moet binnen zijn geweest toen ik sliep.’
‘Rustig nou. Ik kom morgen nog wel een
keer helpen zoeken.’
Vrijdag
‘Mevrouw Van Dam!’ Els roept me vanuit
de keuken. ‘Kom eens kijken!’
Ik stuur mijn rollator in haar richting.
Vandaag heeft ze de taak op zich genomen om de vriezer te ontdooien. Vanaf het
kleine krukje waarop ze zit, kijkt ze me met een grijns aan. Op haar
uitgestrekte hand ligt iets glimmends. Het is mijn broche.
Ooooh....
BeantwoordenVerwijderenHeel gezellig om naar je te luisteren
BeantwoordenVerwijderenJe schrijft altijd leuke en interessante verhalen.Ga zo door!
BeantwoordenVerwijderen